De eerste Devil May Cry kwam in 2001 uit voor de PlayStation 2. In de jaren erna volgden er nog drie delen, totdat het in 2013 tijd werd voor de reboot van de serie. Capcom heeft de ontwikkeling van deze reboot overgedragen aan Ninja Theory. Wij kunnen alvast één ding verklappen: Ninja Theory blijkt wel kaas gegeten te hebben van het ontwikkelen van hack’n slash games.
De reboot van de serie begint helemaal aan het begin en vertelt het verhaal van Devil May Cry opnieuw, zij het iets anders dan in de oorspronkelijke games. De gehele stijl is veel meer Westers dan dat we kenden van Devil May Cry en op die manier ontpopt zich het verhaal ook. In de game maken we kennis met hoofdpersonage Dante, die al snel door jongedame Kat gewaarschuwd wordt voor gevaar. Er wordt op Dante gejaagd en een gewaarschuwd mens telt voor twee zullen we maar zeggen. Na een ietwat flauwe scène waarin Dante wat kleren aangemeten krijgt, kan het spektakelstuk beginnen.
Je komt terecht in Limbo, een soort parallel van de huidige wereld. Limbo is een stuk duisterder; er leven demonen, alles heeft een rode gloed, mensen uit de echte wereld zijn slechts schimmen en omgevingen vertonen trekjes zoals we die kennen uit films als Inception. De combinatie tussen de echte en de parallelle wereld zou kunnen leiden tot een fantastisch plot, maar helaas houdt Ninja Theory het bij een dertien-in-een-dozijn verhaal vol met clichés.
Dit zal voor een aantal gamers een doorn in het oog zijn, maar tegenover het zwakke verhaal staat wel gameplay waar je u tegen zegt. DmC is namelijk een Hack’n Slash game met een fantastisch combosysteem, waarbij het de kunst is om zoveel mogelijk bewegingen aan elkaar te rijgen, om daarmee een zo hoog mogelijke rank te halen. Tot je beschikking heb je in het begin enkel een zwaard en twee pistolen. Later wordt dit arsenaal uitgebreid tot je zwaard, twee grijpwapens, drie verschillende vuurwapens, twee zware wapens en twee wat snellere wapens om grote groepen met vijanden bezig te houden. Je snapt wel dat het afwisselen met deze wapens, in combinatie met de fysieke vaardigheden die je gaandeweg het spel leert, kan leiden tot de meest brute combo’s die je maar kunt bedenken.
In de twintig levels die je voorgeschoteld krijgt, zul je ongeveer tachtig procent van de tijd bezig zijn met vijanden een kopje kleiner maken. Het aantal verschillende vijanden wordt gaandeweg het spel steeds groter en het is vooral leuk dat ze allemaal specifieke eigenschappen hebben. Voor sommige heb je bijvoorbeeld ‘hemelse’ wapens nodig, voor anderen de ‘helse’. Het verslaan van vijanden zal gaandeweg de game steeds meer skills van je vragen.
Het verslaan van de eindbazen is daarentegen een heel stuk gemakkelijker. Althans, als je over het spelen in de moeilijkheidsgraden die in het begin beschikbaar zijn praat, want als je later als ‘Son of Sparda’ speelt, dan wordt het een stuk lastiger. Daarover later meer. De eindbazen die je in het spel tegenkomt zien er ontzettend spectaculair uit, maar de gevechten met deze grote gevaartes zijn vaak een stuk minder spectaculair. Vanaf de start van het gevecht voeren ze continu bijna dezelfde golf aanvallen uit, welke vaak ook gemakkelijk te ontwijken zijn. Daardoor heb je vaak de wens dat het gevecht eindelijk afgelopen is, omdat je continu dezelfde manoeuvre herhaalt.
Buiten het vechten om is er nog een deel van de game toegewijd aan platformen. Dit is een leuke afwisselingen om je duimen wat rust te geven. Veelal ren je door instortende omgevingen en slinger je van de éne naar de andere kant. Op zich is dit een aardig tussendoortje, maar het echte werk blijft toch vooral het neermaaien van de vijanden.
Heb je de game na ongeveer tien uur uitgespeeld, dan kun je nog diverse nieuwe moeilijkheidsgraden vrij spelen. Zelf ben ik momenteel als ‘Son of Sparda’ bezig en ik kan je vertellen dat ik in de eerste vijf levels al vaker dood ben gegaan dan tijdens de gehele speelsessie op de normale moeilijkheidsgraad. Als ‘Son of Sparda’ heb je al je eigenschappen en wapens die je eerder unlockt hebt al tot je beschikking, maar de vijanden zijn veel en veel sterker. De samenstelling van groepen vijanden is ook veranderd. Vijanden die je de eerste keer pas op het eind tegenkwam, zul je nu in het begin al tegenkomen. Een leuke uitdaging! Na deze mode is er nog één waarbij de vijand na één keer raken dood is. Keerzijde van de medaille is dat jij ook gelijk dood bent nadat je geraakt wordt.
Zoals ik eerder al vermeldde is de game ontzettend duister en demonisch. Dit zie je terug in de graphics, welke vooral ook erg donker zijn. Overal is een soort gloed en een soort waas te vinden, de vijanden zien er soms bijna eng uit en de instortende gebouwen zorgen ervoor dat je continu op je hoede bent. Vooral de soundtrack, die voor een groot deel door Noisia, één van mijn favoriete artiestengroepen, in elkaar is gezet, is om van te smullen. Stevige elektronische en duistere deuntjes vormen de ondertoon. Daarnaast is een ander groot deel van de game voorzien van keiharde, ruige metal muziek. Ideaal voor het in elkaar hakken van je vijanden.
Conclusie
Laat je het matige verhaal en de gemakkelijke eindbazen achterwege, dan haal je met DmC een fantastische game in huis. Dat heeft het spel vooral te danken aan de fenomenale hack’n slash gameplay, die je tijdens de levels voorgeschoteld krijgt. Onder het genot van fantastische muziek kun je eindeloze combo’s maken met de vele wapens die je krijgt. Vooral de hogere moeilijkheidsgraden zorgen voor een verslavende werking. Houd je van hack’n slash games? Dan kan ik niets anders zeggen dan dat je snel naar de winkel moet gaan om deze game te halen.